Jan Gerard Palm (1831-1906)

Jan Gerard Palm is in 1831 op Curaçao geboren als zoon van Cornelis Palm en Anna Elisabeth de Windt. Hij stond op het eiland bekend als Gerry Palm en later als shon Gerry. Hij trouwde in 1854, oud 22 jaar, met Eleonora Christina Gijsbertha Mount, weduwe van Johan Christoffel Schuler en dochter van George Mount en Johanna Margaretha Raven. Als beroep staat dan al muziekmeester vermeld. Hij had toen al een zoon Antonio Manuel uit een eerdere relatie met Maria Simona. Antonio Manuel Palm, kortweg Manuel genoemd, werd de vader van de componist en musicus Jacobo Palm. Uit het huwelijk zijn 5 kinderen geboren. Een dochter is zeer jong overleden. Twee andere dochters trouwden met twee broers Muskus. De twee zonen George Mount Palm en Cornelis Palm speelden beiden orgel en klarinet en hebben in verschillende korpsen en orkesten meegespeeld. George Mount Palm is op 35-jarige leeftijd in Venezuela van een paard gevallen en kwam daarbij om het leven. Hij wordt binnen de familie als de vader van de bekende musici Rudolph Palm en John Palm beschouwd. Cornelis is evenmin oud geworden en stierf op 44-jarige leeftijd. Na zijn dood is zijn weduwe is met haar kinderen naar New York vertrokken. Jan Gerard Palm is in 1906 overleden en Eleonora in 1884. Na het overlijden van zijn echtgenote heeft Jan Gerard een relatie gehad met Amalia Elodia Perez waaruit vier kinderen zijn geboren. Amalia was afkomstig van Venezuela en als verpleegster naar Curaçao gekomen om Jan Gerard op oudere leeftijd te verzorgen. Zij is in 1952 op 93-jarige leeftijd overleden. Jan Gerard Palm heeft de wals "El 18 de Febrero", haar verjaardag, aan haar opgedragen.

Jan Gerard Palm was een veelzijdig man op muziekgebied. Hij bespeelde piano, orgel, luit, klarinet, fluit en mandoline. Hij was tevens componist en muziekleraar. Jan Gerard Palm Jan Gerard Palm kan met recht de nestor van de Curaçaose musici genoemd worden. Vele musici hebben hun eerste muziekonderricht van hem gehad. Hij bewoog zich op allerlei terrein. Hij bekleedde van 1859 tot 1881 de functie van kapelmeester van de schutterij en heeft in 1882 tijdelijk die van kapelmeester van de militaire kapel waargenomen. Van 1865 tot 1885 was hij organist van de nieuw opgerichte Nederlandsch Hervormde Israelitische Gemeente "Emanuel" en van 1889 tot 1901 organist bij de Verenigde Protestantse Gemeente. Hij was bovendien een van de 14 vaste medewerkers van het tijdschrift Notas y Letras. Ook was hij gedurende 1864-1871 als organist bij de vrijmetselaarsloge "Igualdad" werkzaam, waarvan hij ook lid was. De loge "Igualdad" was opgericht in 1855 en op de ledenlijst staat zijn naam vermeld onder nummer 76: Jan G. Palm, age 32, profession: Professor of music; Initiated 21 June 1863; Passed 25 July 1863. Dat was kennelijk geen enkele beletsel bij de uitoefening van de overige funkties. In 1898 kreeg hij nog een aanstelling als organist van de al sinds 1654 bestaande Israëlitische Gemeente "Mikvé Israel" met een synagoge in de Kerkstraat, in de volksmond Hanchi di Snoa genoemd.

Op ruim 20-jarige leeftijd begon hij reeds met leiding te geven aan muziekgezelschappen. Jan Gerard Palm heeft ook diverse muziekgezelschappen opgericht o.a. "Sta. Cecilia" in 1884. Het muziekgezelschap was opgericht, met het doel, zoals dat heette, om jongelieden, die zekere hoogte in de muziek hadden bereikt, vooruit te brengen en begon op 25 januari van dat jaar met een voorstelling in de protestantse kerk. Op dit concert werden 3 nieuwe fantasieën van Palm uitgevoerd. Over deze composities werd geschreven, dat "stijl, smaak en arrangement niets te wensen overlieten en de daarin voorkomende verrassende overgangen een voortreffelijk effect maakten”. Hierin werd Palm "de beste musicus genoemd die Curaçao voortgebracht heeft. Mede aan hem zou men grotendeels de vooruitgang der toonkunst op dit eiland te danken hebben gehad".
Behalve deze drie fantasieën heeft Jan Gerard Palm vele andere werken gecomponeerd. Een volledige lijst van al zijn composities is helaas niet meer te achterhalen, maar bevat ook marsen, walsen, mazurka's, danza's polka's en tumba's. Vooral van de manuscripten van de vele tumba's die hij gemaakt heeft, is het grootste gedeelte verloren gegaan. De namen van 181 composities zijn bekend en daarvan zijn 147 partituren achterhaald. In het najaar van 2008 zullen 115 van deze partituren als een muziekbundel worden gedrukt en uitgegeven.

Waar hij zijn muzikale kennis vandaan haalde zal altijd wel een raadsel blijven. In de wals El Sueño y el Triste Presente vloog hij met speels gemak heen en weer tussen de tegengestelde thema's en in de treurmars die Brion herdacht verwerkte hij de laatste muzikale inzichten van het oude continent.
Hij was vooral een vruchtbaar componist van voornamelijk dansmuziek die zijn vrolijk karakter weergaf. Zodra de gelegenheid zich voordeed, was hij er bij om een of ander muziekstuk "ter gelegenheid van" te componeren. Vele van zijn composities, die aan bepaalde personen of gebeurtenissen gewijd zijn, geven daar blijk van. Onderstaand verzoekschrift op 28 Februari 1863 aan de Gouverneur gericht, is daar een voorbeeld van:

Hoogedelgestrenge Heer,
Met diepsten eerbied neemt de ondergeteekende J. G. Palm, kapelmeester bij het Bataillon Stedelijke Schutterij alhier de vrijheid aan UHoogEdelgestrenge te zenden twee oorspronkelijke marschen, door hem gecomponeerd en voor het muzykkorps gearrangeerd, ter gelegenheid van den verjaardag van Z.M. onzen geliefden en geëerbiedigden Koning, 19den February ll. en alstoen door de gezamentlijke muzykkorpsen van het garnizoen en de schutterij alhier uitgevoerd. De hooge waarde, die hij er aan hecht, dat zijne belangstelling in 's Konings feestdag niet onbekend blijve, doet hem de vrijheid nemen UHoogEdelgestrenge eerbiedig te verzoeken die stukken, welke hij vertrouwt, dat niet geheel van verdienste ontbloot zijn, naar hoogerhand op te zenden, dewijl het voor hem de streelendste zelfvoldoening zijn zou, indien het hem vergund worde dezelven nederig aan Z.M. te mogen opdragen.
Met herhaalde betuiging van diepen eerbied, noemt hij zich van UWhoogedelgestrenge de meest onderdanige dienaar,
Curaçao den 28n February 1863. J. G. PALM

Daarbij was hij vooruitstrevend en niet bang om een of ander voor zijn tijd ongewoon accoord te schrijven, hetgeen bij zijn tijdgenoten wel eens aanleiding was tot kritiek, zoals blijkt uit een gevoerde pennestrijd in de plaatselijke pers.

Familie Palm Over zijn manier van componeren is bekend dat hij uit zijn hoofd de muziek met groot gemak opschreef. Pas als het stuk klaar was, ging hij naar de piano om het uit te proberen. Arrangementen voor orkest deed hij eveneens uitzijn hoofd. Een van zijn meest populaire marsen, de mars "Curaçao", heeft hij op diverse manieren gearrangeerd, o.a. voor harmonieorkest, voor klein strijkensemble en voor volledig orkest. Deze mars was zo populair dat ze jarenlang na zijn dood nog door de straten van Willemstad klonk, wanneer het garnizoen met muziek kwam aanmarcheren. Opvallend zijn de namen welke hij aan z'n composities gaf. Meestal hadden ze betrekking op een persoon die hij vereerde, een gebeurtenis in het dagelijks leven of ze waren gecomponeerd ter ere van een of ander vrouwelijke schoonheid, etc. Hij heeft ondermeer de wals "El 18 de Febrero" opgedragen aan Amalia Perez, de vrouw waarmee hij na het overlijden van zijn echtgenote een relatie had en die de moeder is van de drie kinderen Jan Gerard Hypolito Palm, Camilo Frederico (Frits) Palm en Jane Inez Palm die allen door Jan Gerard Palm werden erkend. Hij componeerde de wals "Kleine Frits en kleine Jan" waarvan kan worden aangenomen dat deze wals is geschreven voor de oudste twee kinderen die hij met Amalia had. Er is van Jan Gerard Palm ook een wals genaamd Jane bekend en een wals Kleine Fits, een danza Kleine Jan maar ook een danza Jane en polka Kleine Jan en een polka Frits. Voor de verjaardag van zijn schoonzoon Carl Frederik Muskus componeerde hij de bekende mazurka "pensando 3 de Enero".

Ook gebruikte Jan Gerard (flarden van) teksten bij het componeren. Zeer bekend is zijn wals "Canto de los Angeles" (Engelenzang). Deze compositie is ontstaan nadat hij een droom had waarin hij meegenomen werd door engelen. In het tweede deel is halverwege goed te horen: "Se fue...volando con mi alma..." Het belangwekkendste van de wals "Canto de los Angeles" is dat het tweede deel één maat te veel bevat, namelijk 33 maten. Normaal is 16 maten of 32 maten (16+16). Bij "Canto de los Angeles" is sprake van 17+16 maten. Omdat de compositie Jan Gerard in een droom was geopenbaard, door engelen gezongen, wilde hij de overtollige maat niet schrappen. Hij loste het probleem op doordat hij na de 17-de maat een lange rustpauze (een zogenaamde fermata) invoegde.

In het archief van de Snoa bevindt zich naast een "Huwelijks Marsch" ook het Adon Gnolam dat door Jan Gerard Palm is gecomponeerd en o.a. op 28 oktober 1884 werd uitgevoerd in de Synagoge waarbij Gouverneur van den Brandhof aanwezig was. Adon Gnolam (of eigenlijk Adon Olam) betekent de "Eeuwige God" en is een veelgebruikt joods gebed dat in sommige synagoges aan de sjabbat-sluiting gezongen wordt. Daarnaast is het een van de inleidende gebeden van de dagelijkse ochtenddienst. Dit gebed heeft vele muzikale versies maar het origineel heeft waarschijnlijk zijn oorsprong in Spanje omdat dit gebed vooral onder de Sefardische joden bekend was. Ook is er een muziekboek aanwezig met vooral stukken van Chris Ulder. Het lijkt erop dat Jan Gerard Palm zijn leermeester was, want onder elk stuk staat zijn commentaar met datum (1895): soms "Goed", soms "Zeer goed", soms "Prachtig" en een enkele keer "Verdienstelijk", met zijn handtekening erbij. Zijn handtekening is voorzien van 3 puntjes: zijn lidmaatschap van de loge.

Op bijgaande familie foto uit 1904 staat Jan Gerard Palm afgebeeld met zijn leerlingen Rudolph Palm, John Palm en Jacobo Palm. De bekende Curaçaose schrijver Boeli van Leeuwen heeft daar ooit met toepassing van enige dichterlijke vrijheden een ode aangewijd; zie daarvoor: Patriarch met trio.

Deze leerlingen vertegenwoordigen de volgende generaties van de muzikale familie Palm. De foto is genomen in 1904, twee jaar voor het overlijden van de oude nestor. Rudolph bijgenaamd Dòdò is dan 24 jaar, John 19 en Jacobo 17 jaar. Het zijn niet de enige muzikale nakomelingen, maar wel de meest bekende met de achternaam Palm. Tot zijn overige leerlingen behoorden zijn zoons George Mount Palm en Cornelis Palm, en zijn achterneef Jean Bernard Antonio (Tonie) Palm, alsmede zijn kleindochter Jeanette Gijsberta "Betsy" Palm, een dochter van Cornelis Palm. Verder gaf hij les aan vele kinderen van protestantse en joodse families. Twee talentvolle leerlingen, die beiden in "Notas y Letras" muziek hebben gepuliceerd, waren Jules Blasini (1847-1887) en Julio Leyba. Jules Blasini werd met een schriftelijke aanbeveling van Jan Gerard Palm zelfs toegelaten aan het beroemde conservatorium van Parijs.

Jan Gerard Palm had een opgewekt karakter en hield van vrouwelijke schoonheid en "cuminda criollo" (volksvoedsel). Vele composities zijn aan beide gewijd. Tot een paar dagen voordat hij op 10 december 1906 kwam te sterven, maakte hij "piropos" (galante toespelingen) en vroeg hij om "piská korá, funchi blanko en banana hasá". Jan Gerard Palm is begraven op de protestantse begraafplaats in een graf dat zijn schoonzoon Carl Frederik Muskus had laten maken.

Op 13 december 1906 publiceerde "De Vrijmoedige, Curacaosch Nieuws- en advertentieblad" naar aanleiding van het overlijden van Jan Gerard Palm:

Op den leeftijd van ruim 75 jaar is in den ochtend van ll. Maandag alhier overleden de heer J.G. Palm, de bekende Curacaosche muziekmeester, wien velen op dit eiland en elders hunnen muzikale kennis verschuldigd zijn. De nu overledene gaf schier tot aan zijn afsterven muziekles. Hij was lange jaren kapelmeester van de vroegere dd. Stedelijke Schutterij en, bij de jongste reorganisatie van dat korps, richtte hij er de kapel van op, waarvan hij kort daarop tot 2de luitenant-kapelmeester benoemd werd. Ook was hij jarenlang organist van de Ned. Herv. Isr. Gemeente en van de ver. Prot. Gemeente alhier. Een hem overkomen ongeval, dat hem het loopen bemoeielijkte, noodzaakte hem in zijne laatste levensjaren slechts bij zich thuis muziekles te geven.
De heer Palm was wegens zijne blijgeestigheid en dienstvaardigheid gewaardeerd bij allen, die hem van nabij kenden. Zijne leerlingen vereerden hem ten zeerste.
Zijn stoffelijk overschot werd denzelfden dag, des namiddags, teraardebesteld onder geleide van een langen stoet, waaronder tal van leden der hier gevestigde vrijmetselaarsloges De Vergenoeging en Igualdad, waarvan hij lid van verdienste was.
Hij ruste in vrede!
Aan zijne geachte dochter en verdere bloed- en aanverwanten betuigen wij hierbij onze oprechte deelneming in hun verlies.

Rudolf Boskaljon schreef in Honderd jaren muziekleven op Curaçao: "Met het heengaan van Palm, verloor Curaçao de nestor van het muziekleven van die tijd. Van hem kan gezegd worden dat hij geheel zijn leven aan de muziek gewijd heeft."

Nadien zetten talentvolle componisten zoals zijn kleinkinderen Jacobo Palm (1887-1982), John Palm (1885-1925) en Rudolph Palm (1880-1950) de traditie voort die ingezet werd door hun muziekleermeester en grootvader. Ook zij zorgden er vervolgens weer voor dat de muzikale fakkel werd overgedragen aan jongere generaties met componisten zoals zijn achterkleinkinderen Albert Palm (1903-1958) en Edgar Palm (1905-1998) alsmede zijn achterachterkleinzoon Robert Rojer (1939).