![]() |
Palm Music Foundation
|
Jacobo José Maria Palm, meestal 'Coco' genoemd, was een veelzijdig en zeer getalenteerde musicus en componist. Door zijn dichterlijke schriftuur van de Curaçaose wals en de meesterlijke wijze waarop hij deze wist te vertolken stond hij in zijn tijd bekend als de Walsenkoning van Curaçao. Jacobo Palm was daarnaast lange tijd concertmeester van het Curaçaos Philharmonisch Orkest en heeft vele internationale solisten aan de vleugel begeleid. Zijn werk is bekroond met vele onderscheidingen.
Jacobo Palm werd in 1887 op 28 november, de feestdag van San Jacobo de la Marca, geboren als Jacob José Maria Palm, zoon van Antonio Manuel Palm en kleinzoon van Jan Gerard Palm. Hij werd Coco en later shon Coco genoemd. Jacobo begon zijn muziekstudie met het nemen van fluitlessen bij zijn grootvader Gerry Palm. Hij was toen 7 jaar oud. Zes jaren later nam hij ook piano- en theorielessen en langzamerhand begon hij ook andere instrumenten te leren. Toen hij 20 jaar oud was, beheerste hij de fluit, piano, viool, viola, klarinet en orgel. Hij ging toen lesgeven op al deze instrumenten.
Jacobo verloor zijn vader al op jonge leeftijd. Hij was toen 20 jaar en kreeg mede de zorg voor zijn jongere broer Jan Gerard van 10 jaar en zijn 8 zussen. Het huis aan de Seranostraat was net afgebouwd en er stond een zware hypotheek op. Manuel was nog niet met de aflossing begonnen. Jacobo had op het moment dat zijn vader overleed al trouwplannen maar hij moest die uitstellen om het gezin te kunnen onderhouden. Tegelijk besloot hij de hypotheekschuld, die zijn vader had nagelaten, volledig over te nemen en hij heeft die over de jaren heen in alle stilte afbetaald.
Na het overlijden van zijn moeder in 1916 kwam de zorg voor zeven van zijn zussen geheel bij Jacobo te liggen. De oudste was inmiddels getrouwd; vier volgden later maar drie zouden ongehuwd blijven. Zijn zus Carmen was een zeer goede zangeres en Manuelita is jarenlang organiste geweest van de
Santa Famia Kerk. Het huis aan de Seranostraat heeft negentig jaar lang gefungeerd als thuishaven voor de familie Palm. Het huis was van bescheiden afmetingen maar altijd boordevol, met soms wel twee voltallige gezinnen van de zussen van Jacobo.
Een zekere ijdelheid kon Jacobo niet ontzegd worden. Een beetje eau de cologne mocht hij graag gebruiken. Hij was altijd gedistingeerd gekleed in costuum met stropdas; buitenshuis heeft men hem nooit betrapt in hemdsmouwen. Hij had een beheerste elegantie en maakte een lichte buiging als hij iemand de hand schudde. Niet alleen bij het groeten van de bisschop of de gouverneur, maar ook als hij een vriend op straat tegenkwam of een familielid terugzag na een jarenlange afwezigheid in Nederland. Zeer bekend was ook zijn Maurice Chevalier hoed. Hij zou nooit de straat opgaan zonder hoed. Later, toen deze hoed ter plaatse moeilijk verkrijgbaar werd, kregen familieleden en goede kennissen het verzoek zo'n hoed voor hem in het buitenland te kopen.
Muziek bleek geen vetpot, hoewel de economische ontwikkeling gunstig was. Omstreeks 1910 begon de Koninklijke Shell Groep met de exploratie van aardolie bij het Meer van Maracaibo in Venezuela. Aangezien het meer voor diepgaande zeeschepen niet toegankelijk was, werd de ruwe olie met kleine schepen naar Curaçao met zijn uitstekende haven vervoerd om aldaar te worden geraffineerd. In 1916 werd de eerste ruwe olie aangevoerd. Tot 1923 hadden de werkzaamheden een geringe omvang maar daarna werd de raffinaderij voortdurend uitgebreid. Dit had een opbloei van de economie ten gevolge die het gezicht van het eiland in korte tijd totaal veranderde. Curaçao had in 1910 nog een bevolking van 32.585 personen maar in 1930 was dat al gestegen tot 50.156 en in 1950 zelfs tot 102.206 inwoners. Voor Jacobo bracht de komst van de Shell een nieuwe bron van leerlingen op. Ook waren er vele piano's te stemmen in Emmastad. Na de sluiting van Habaai in oorlogstijd werden de wijken Scharloo en Emmastad zijn belangrijkste bronnen van inkomen. Hij had zelfs een vaste dag in de week waarop hij piano's ging stemmen.
In 1909 kreeg Jacobo een aanstelling als muziekdocent aan het indertijd bekende St. Thomas College. Hij werd daar aangenomen door Frater Candidus, de componist van o.a. het Curaçaose volkslied en dirigent van het koor in de St. Anna Basiliek. Hij bleef tot 1916 in deze functie.
In 1919 kreeg hij de aanstelling tot muziekleraar aan het pensionaat Welgelegen 'Habaai', een functie die hij tot 1940 heeft bekleed. Dit pensionaat van de zusters van Roosendaal, het Colegio del Sagrado Corazón, was de sjiekste middelbare school van heel Zuid-Amerika, waar alleen de welgestelde dochters van generaals en presidenten school gingen. De soeurs van Habaai betaalden Jacobo een goed salaris en lieten hem elke ochtend met auto en chauffeur van huis op halen en later op de dag terugbrengen.
In 1914 op 27-jarige leeftijd werd hij organist van de St. Annakerk, in welke functie hij gebleven is tot 1968. Met zijn 54 jaren als organist heeft Jacobo Palm alle records op dit gebied gebroken. Voor vele katholieke families betekende dit dat Jacobo gedurende drie generaties lang, het mooie lied 'Riba olanan di bida' gespeeld heeft bij de inzegening van een huwelijk.
Jacobo Palm begon al in 1920 met concertuitvoeringen in de kerk. Zo schrijft de Amigoe van zaterdag 17 juli 1920:
'Tijdens het aankleden van de plechtgewaden zong het zangkoor de pieuse Ave Maria van Beltjens. Het koor der zangeressen van Pietermaai heeft dezen dag zich zelven overtroffen. Onder leiding van den zeer eerw. pater H. Smit, pastoor van Santa Maria, is er gezongen zoo schoon en verrukkelijk als wij het nog nimmer hoorden. Het orkest werd op talentvolle wijze gedirigeerd door den heer Jac. Palm die al deze muziekstukken en de geheele muziekmis van Ign. Mitterer speciaal voor deze gelegenheid gearrangeerd had.'
En de Amigoe van zaterdag 18 september 1926 schreef in een redactioneel commentaar over het orgelspel van Jacobo Palm:
'... Ik kwam tot de conclusie dat een pianola, hoe rhytmisch ook bewerkt, toch feitelijk een aanfluiting is van de door God geïnspireerde hemelsche harmonie der klanken. Weet u wanneer ik genoten heb in die lijn? Op Donderdagavond in de St. Annakerk na een heel gewoon Lof. Toen begon maestro J. Palm, te fantaseeren op de eenvoudige melodie van 't zojuist gezongen lied ter ere van God's lieve Moeder. Wat was dat roerend mooi! Toen eerst kwam dat prachtorgel tot 'n volle recht! 't Daverde, 't zong, 't kreunde, 't smeekte, 't weende, 't jubelde z'n donzige tonen wiekten omhoog als een vlucht van blanke duiven en steeds zweefde er doorheen, omlaag, omhoog, in meesterlijke greep, de liefelijke melodie van 't lied, de Onbevlekte Moedermaagd ter eere.'
Na de oorlog heeft Jacobo ook nog enige tijd pianoles gegeven aan leerlingen van het internaat Alverna en van het Sint Martinuscollege aan het Brionplein. Door de brand van mei 1969 werd dit internaat noodgedwongen opgeheven waarmee een bron van inkomsten voor hem verviel. Van de mogelijkheid die de overheid gedupeerden van de brand bood tot compensatie, wenste hij geen gebruik te maken; dat vond hij beneden zijn waardigheid.
Hij was tevens lange tijd concertmeester van het Curaçaos Philharmonisch Orkest. Hij heeft vele internationale solisten aan de vleugel begeleid, o.a. de beroemde Russische cellist Bogumil Sykora (1924), de violisten Dalman del Oribe en Luis Palma (1919). Daarnaast is Jacoco diverse malen zelf als solist opgetreden. Gedurende 12 jaren heeft hij viola gespeeld in het Curaçaos Strijkkwartet, bestaande uit Rudolf Boskaljon, Charles Debrot, Carl Fensohn en hijzelf. Naast zijn vele activiteiten stond hij ook bekend als een uitstekend pianostemmer.
Als componist van Antilliaanse muziek heeft hij een uitstekende naam gemaakt. Behalve vele marsen, walsen, danzas, mazurkas, polkas en tumbas, heeft hij ook kerkmuziek gecomponeerd voor de katholieke kerk.
Jacobo heeft bewust de muziek als broodwinning gekozen. In zijn jeugd kreeg hij van de fraters het aanbod om opgeleid te worden tot onderwijzer, maar hij heeft dat uiteindelijk niet gedaan omdat hij toch liever de muziek in ging. Hoe riskant deze onderneming ook mocht zijn, hij heeft het tot zijn 86ste volgehouden. Elke morgen begon hij vóór alles met zijn vingeroefeningen op de piano, waarbij Chopin zijn favoriete componist was. Hij nam meestal de études van Chopin door voordat hij met andere stukken begon. Zijn lievelingsétude was de étude opus 5 in Ges dur, die hij op magistrale wijze speelde.
De viool heeft altijd een aparte plaats in het leven van Coco ingenomen. Na slechts 2 lessen te hebben gehad, heeft hij zich ontwikkeld tot een van de beste violisten van zijn tijd, om tenslotte de eervolle post van concertmeester van het Curaçaos Philharmonisch Orkest te bekleden.
Oudleerlingen van Jacobo vindt men onder alle lagen van de bevolking van de Nederlandse Antillen en ook onder de beste families in Venezuela en Colombia. Zijn meest succesvolle leerlingen waren de pianisten Wim Statius Muller en Johnny Kleinmoedig, de pianiste Nelly Jongepier, zijn dochters Elsa Maria (piano) en Irma (viool) en zijn kleinzoon, de bekende pianist Dr. Robert Rojer. Ook andere kleinkinderen hebben van hem pianolessen gehad, zoals Joop Halman maar ook zijn kleindochter Mary van Delden evenals haar dochter Annemarie Beers.
Jacobo heeft een keur van Curaçaose dansmuziek nagelaten, zoals o.a. de walsen 'Elsa Maria' voor zijn oudste dochter,'Inocencia' voor zijn dochter Irma en 'Tu nombre' voor zijn vrouw Liza. In 1980, toen hij al 92 jaar was, zijn 66 composities voor piano door Henk Beers uitgegeven als 'Obras de Jacobo Palm, Album para piano'. De handgeschreven composities had Jacobo ooit aan zijn kleindochter Mary van Delden geschonken. Als eerbetoon aan haar grootvader werden ze gedrukt opdat een groot publiek daar gebruik van kon maken. Jacobo heeft de drukproeven zelf gecontroleerd. De publicatie was een groot succes en beleefde zelfs een herdruk in 1982.
Voor zijn cultureel aandeel gedurende zijn succesvolle muzikale leven is hij vereerd met de onderscheidingen:
De pauselijke onderscheiding van Ridder in de Orde van de H. Sylvester werd Jacobo toegekend bij gelegenheid van het 50-jarig bestaansfeest van het zangkoor van de Sint Anna kerk. Hij had het koor sinds 1914 bij elke gezongen dienst als organist begeleid.
De Cola Debrot-prijs werd hem toegekend wegens de bijdrage welke hij gedurende een periode van 78 jaar heeft geleverd aan het Curaçaose muziekleven. De aanleiding was volgens de jury de publicatie van de verzamelbundel van zijn composities welke worden gekenmerkt door een geheel eigen stijl met een krachtig stromende lijn en als markant-zwierig kunnen worden omschreven. De jury was van oordeel dat het album zowel kwantitatief als wat zijn artistieke gehalte aangaat, een onschatbare verrijking van de Curaçaose muzieklitteratuur betekende.
Op 3 november 1983 werd een bronzen borstbeeld van hem door zijn kleindochter Mary-Beers-van Delden in het Centro Pro Arte onthuld. Toen dit gebouw in onbruik geraakte, werd het beeld overgebracht naar het Curaçaos Museum. Het portret is vervaardigd door de kunstenaar Erwin de Vries en is het eerste monument dat door toedoen van de Fundashon pa Promove Portretamento di Antiyanonan di Renombre tot stand is gekomen.
Op 20 september 1989 heeft de Dienst der Posterijen van de Nederlandse Antillen vier bijzondere postzegels uitgebracht ter ere van personen die zich voor de Antilliaanse gemeenschap verdienstelijk hebben gemaakt waaronder Jacobo Palm. Op de postzegel is helaas zijn naam foutief gespeld als Jacobo Jesus Maria Palm. De postzegels waren ontworpen door John Baselmans en gedrukt bij Johan Enschede & Zonen in Haarlem.
![]() |
Stichting Palm Music Foundation info@palmmusicfoundation.org KVK nummer: 34302157 ANBI RSIN: 819424432 |
over Jan Gerard Palm over Jacobo Palm over andere componisten |
bestuur Palm Music Foundation privacy & cookies herroepingsrecht |